8J9B1031

Op 17 maart 2016 is met het Festival Nationale Parken de aftrap gegeven voor een driejarig programma ‘Nationale Parken van Wereldklasse’. Op de website http://www.nationaleparkenwereldklasse.nl is te lezen dat het doel van dit programma is om samen met belanghebbenden van Nationale Parken een sterk merk te maken en daarvoor een nieuwe standaard te ontwikkelen: Nationale Parken ‘nieuwe stijl’. Het festival bracht veel van die belanghebbenden bijeen en bood hen met diverse lezingen en workshops de nodige inspiratie.

Het programma geeft een impuls aan de huidige inspanningen die overal in Nederland gedaan worden om natuur en landschap te beschermen. De verschillende gebieden, zowel bestaande Nationale Parken als andere gebieden, worden uitgedaagd om aan de hand van een bidbook duidelijk te maken dat het gebied bijzonder genoeg is om een groot publiek te trekken en sterk genoeg is om dat aan te kunnen. Uit alle inzendingen worden uiteindelijk drie winnaars gekozen.

Naast veel enthousiasme over de hernieuwde aandacht voor Nationale Parken waren ook kritische geluiden te horen. Zo vroegen sommige mensen zich af wat er nu precies beschermd of ontwikkeld moet worden in het kader van Nationale Parken van Wereldklasse, hoe dit nieuwe label zich gaat verhouden tot de bestaande Nationale Parken en zijn er zorgen over de verpretparkisering van de natuur en de negatieve gevolgen die dit heeft voor de te beschermen gebieden en soorten. Ook het wedstrijdelement en de publieksverkiezing roepen vragen op. De verkiezing is “appels met peren vergelijken” omdat alle natuurgebieden in Nederland uniek en bijzonder zijn en het leidt mogelijk tot ongewenst concurrentie tussen gebieden in plaats van tot samenwerking. Deze zorgen zijn niet onterecht en verdienen dan ook aandacht bij de verdere ontwikkeling van het programma.

Voor mij was het opvallend om te horen hoeveel nadruk bij de introductie van het programma wordt gelegd op het ‘nieuwe’. Dat uit zich in termen als ‘nieuwe stijl’, het argument dat we opnieuw trots moeten worden op ons landschap en het regelmatig benadrukken dat natuur bekender en toegankelijker gemaakt moet worden. Daarmee wordt wel heel gemakkelijk voorbij gegaan aan het feit dat er onder allerlei noemers zoals het label Nationale Parken, al jarenlang inspanningen worden gedaan om natuur en landschap te beschermen en ze toegankelijk en beleefbaar te maken voor een breed publiek. En niet zonder succes. Overal in Nederland zijn druk bezochte en hooggewaardeerde natuurgebieden te vinden en veel mensen zijn trots op het Nederlandse landschap.

Bij Den Haag ligt bijvoorbeeld het duingebied Meijendel. Dit gebied ontvangt in jaarlijks zo’n 900.000 bezoekers die vrijwel unaniem erg positief zijn over het gebied en de recreatieve mogelijkheden die het biedt (1). Meerjarig recreatieonderzoek op diverse locaties op de Veluwe laat vergelijkbare resultaten zien (1). De Posbank, onderdeel van het Nationaal Park de Veluwezoom, wordt jaarlijks door bijna één miljoen mensen bezocht. Op de drukste dagen gaat het dan soms om ruim 10.000 bezoekers. Onder die bezoekers zijn rustzoekers, sportievelingen en veel kinderen. Vrijwel alle bezoekers zijn uitermate tevreden over het gebied en de aangeboden voorzieningen. Dat geldt ook voor de bezoekers aan het Veluwetransferium in Nunspeet, een nieuw ontwikkelde recreatieve voorziening, net buiten het beschermde natuurgebied. Het merendeel van die bezoekers blijft in de directe omgeving van dit transferium en vrijwel allemaal geven ze aan dat ze hebben genoten van het groen en de natuur. Het onderzoek dat is uitgevoerd op de Veluwe laat zien dat met kennis van de verwachtingen en wensen van bezoekers een gebied zo ingericht kan worden dat het toegankelijk en beleefbaar is, zonder dat dit ten koste gaat van kwetsbare natuur.

Het programma Nationale Parken van Wereldklasse zou zich dus niet zo zeer moeten richten op het ‘nieuwe’, maar vooral moeten voortbouwen op het bestaande; de bestaande gebieden en hun infrastructuur, de bestaande organisaties en samenwerkingsverbanden en vooral een al bestaande en zeer grote bekendheid van en waardering voor de natuurgebieden in Nederland.

Het ontwikkelen van een sterk merk kan helpen bij het beschermen en ontwikkelen van een Nationaal Park. Het kan helpen om partijen te verbinden aan een integrale visie voor de toekomst van het gebied en bij het zoeken naar nieuwe manieren om die visie te verwezenlijken. Wel zou ik willen adviseren om niet te simpel te denken over het ontwikkelen en positioneren van een Nationaal Park als merk. Als het gaat over het promoten van een Nationaal Park kunnen we zeker het nodige leren van de kennis over het vermarkten van consumptiegoederen, maar een gebied, een landschap, of een Nationaal Park, zijn in vele opzichten niet vergelijkbaar met een hippe telefoon, een biertje of een pak luiers. Niet in de laatste plaats omdat het gaat over het samenbrengen van publieke en private belangen. Daardoor heeft het ontwikkelen en implementeren van een Nationaal Park, als gebiedsvisie én als merk, een politieke dimensie. Als deze politieke dimensie uit het oog wordt verloren, kan dat leiden tot het uitsluiten van partijen en perspectieven. Een uitsluiting die zeker op de langere termijn het draagvlak voor het Nationale Park en de duurzaamheid van het merk gaan ondermijnen. Een Nationaal Park staat of valt immers bij de bijdragen die alle belanghebbenden daar aan willen leveren. Niet voor niets is er in de literatuur over ‘place branding’ steeds meer aandacht voor het belang van samenwerking, participatie en democratische verankering van het proces (2,3).

In het artikel ‘Place as layered and segmentary commodity. Place branding, smart growth and the creation of product and value’ beschrijven we het proces van ‘place branding’ en laten we zien hoe het kan bijdragen aan integrale gebiedsontwikkeling (4). Aandacht voor de gelaagdheid van een gebied en voor de onderlinge samenhang tussen de verschillende elementen is essentieel voor een succesvolle ontwikkeling, net als het besef dat partijen sterk uit uiteenlopende perspectieven kunnen hebben op de identiteit van een gebied en de daarmee samenhangende kwaliteiten. De identiteit van het gebied kan gebruikt worden om een breed gedragen visie te ontwikkelen waarmee richting kan worden gegeven aan het gebruik en de inrichting van het gebied. De identiteit, en een eventueel daaraan gekoppeld merk, kunnen dan gebruikt worden om na te denken over een passend ruimtelijk ontwerp, over activiteiten en producten die kunnen helpen om de kwaliteit van het gebied zichtbaarder te maken en te versterken.

Recent onderzoek in diverse regio’s in Vlaanderen heeft laten zien dat het ontwikkelen en promoten van een merk een bijdrage kan leveren aan de bescherming van natuur en landschap. In de Vlaamse Ardennen en de Zwinstreek zijn bijvoorbeeld allerlei projecten en initiatieven gestart om het landschap en de daar aanwezige natuurwaarden te herstellen en de samenhang te versterken door middel van ruimtelijke ingrepen en de constructie en promotie van verhalen over het gebied. Tegelijkertijd wordt in beide gebieden geïnvesteerd in de infrastructuur om het gebied toegankelijk en beleefbaar te maken. Het onderzoek heeft ook laten zien dat dit kwetsbare processen zijn. In de Vlaamse Ardennen is het draagvlak voor landschapsbescherming onder druk komen te staan nadat het Agentschap voor Natuur en Bos vele boeren een brief had gestuurd waarin duidelijk werd gemaakt dat hun milieuvergunning in de toekomst niet zou worden verlengd. Het agentschap was tot dat besluit gekomen omdat de agrarische activiteiten onverenigbaar waren met de bescherming van kwetsbare natuurwaarden in het gebied. In de Zwinstreek zagen we dat de stad Brugge geen interesse had in de ontwikkeling en promotie van de Zwinstreek. Voor hen lag de focus op de stad en op wat ze de Brugse ommelanden noemen. Als gevolg daarvan ontbreekt een belangrijke speler in het samenwerkingsverband en concurreren verschillende partijen en merken om aandacht en schaarse middelen. Het onderzoek in Vlaanderen leert ons dat een te strikte vorm van bescherming van landschap, natuur óf het merk ten koste kan gaan het draagvlak onder ondernemers en soms ook lokale overheden, terwijl een te grote nadruk op economische ontwikkeling ten koste gaan van het landschap, de te beschermen waarden en de medewerking van partijen die zich daar voor inzetten. Het balanceren van die verschillende perspectieven, meningen en belangen is dan ook een kunst op zich.

Juist daarom is het belangrijk om te kiezen voor een ruime en misschien ook wel flexibele begrenzing van de Nationale Parken, met een nadruk op het landschap, aandacht voor natuur en cultuurhistorie, met een ruimte voor beschermde gebieden én voor economische activiteiten en de mogelijkheid om verschillende perspectieven op dat landschap een plek te geven. Daarmee krijgt het begrip Nationaal Park ook een typisch Nederlandse invulling. Een voorbeeld van hoe wij met voortdurende ingrepen in natuurlijke processen het landschap naar onze hand zetten én van een samenwerking tussen partijen die steeds opnieuw bereid zijn om in goed overleg te komen tot integrale en innovatieve oplossingen!