De hoge stikstofdepositie en de langdurige overschrijding van de kritische depositiewaarden van veel ecosystemen is een van de grootste knelpunten voor het behoud van biodiversiteit in Nederland. Het vormt een bedreiging voor beschermde Natura 2000-habitats, allerlei niet wettelijk beschermde natuurgebieden en voor specifieke flora en fauna soorten.
Sinds de uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019 waarmee de passende beoordeling die ten grondslag lag aan het Programma Aanpak Stikstof werd vernietigd, wordt in de beoordeling die deel uitmaakt van het vergunningverleningstraject van de Wet natuurbescherming terecht zeer kritische gekeken naar de mogelijke gevolgen van een project op de stikstofdepositie in beschermde Natura 2000-habitats.
De (zeer) ongunstige staat van instandhouding, gecombineerd met een stikstofdepositie die voor veel habitats (ver) boven de kritische depositiewaarde ligt, betekent dat nieuwe activiteiten alleen kunnen worden toegestaan indien er geen (mogelijke) significant verstorende effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige natuurwaarden optreden. Indien mitigerende maatregelen onvoldoende zijn om een toename van de stikstofdepositie op beschermde Natura-2000 habitats te voorkomen, zullen de effecten moeten worden beoordeeld op basis van een passende beoordeling.
Inmiddels zijn diverse van dergelijke passende beoordelingen verschenen. Daarin valt op dat conclusies van sommige passende beoordelingen haaks staan op de meest actuele wetenschappelijke inzichten over de effecten van stikstofdepositie. Ten eerste wordt soms ten onrechte gesteld dat een geringe toename van de stikstofdepositie geen significant effect zou hebben. Ten tweede wordt ten onrechte verondersteld dat een toename van de stikstofdepositie gecompenseerd kan worden door het vergroten van het areaal. Deze kwantitatieve compensatie is in strijd met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn dat stelt dat compensatie alleen is toegestaan als er geen alternatieve oplossingen zijn. Bovendien is het in de meeste situaties niet mogelijk om de aangetaste natuurwaarden te compenseren omdat betreffende habitats niet eenvoudig te realiseren zijn en het nieuwe areaal eveneens te leiden zal hebben van een overmaat aan stikstofdepositie.
Voor de vergunningverlening in de Nederlandse context betekent dit dat toestemming alleen kan worden verleend voor projecten waarvan met zekerheid is vastgesteld dat ze niet leiden tot een verdere toename van de stikstofdepositie op voor stikstofdepositie-gevoelige beschermde habitats.
De volledige notitie is hier te downloaden:
https://research.ou.nl/admin/files/54219002/Beunen_mitigatie_compensatie_stikstofdepositie.pdf