Overmatige stikstofdepositie is al vele decennia een groot probleem. De belangrijkste oorzaak is de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij. Daarnaast dragen ook verkeer en industrie bij aan het probleem. Deze ecologische crisis heeft inmiddels ook grote maatschappelijke en economische gevolgen. Het is duidelijk dat gewerkt moet worden aan meetregelen om de uitstoot fors te verminderen en tot die tijd is vergunningverlening voor nieuwe projecten die bijdragen aan de uitstoot problematisch omdat niet uit te sluiten is dat beschermde natuurwaarden verder verslechteren als gevolg van die nieuwe projecten.

In plaats van te werken aan echte oplossingen is de overheid al jarenlang bezig met het zoeken en creëren van schijnoplossingen, vaak aangeduid met de term geitenpaadjes. Daarmee is veel tijd en geld verloren gegaan en bovendien zijn de ecologische – en daarmee ook economische – problemen alleen maar groter geworden.

De nieuwste poging om wettelijke verplichtingen te omzeilen en verdere natuurvernietiging te faciliteren heeft “rekenkundige ondergrens”. Daarbij wordt gesteld dat activiteiten die minder dan 1 mol stikstof per ha per jaar veroorzaken niet meer vergunningplicht zouden zijn. Die keuze is gebaseerd op de claim dat het gebruikte rekenmodel een ondergrens zou hebben. In een artikel in het Tijdschrift Lucht leggen Gerard Cats en ik uit dat deze ondergrens niet groter dan 0 is en dat er dus geen enkele reden is om projecten die stikstofdepositie veroorzaken generiek uit te sluiten van de vergunningplicht.

Een rekenkundige ondergrens anders dan nul kan niet kan, omdat de nauwkeurigheid van een model niet afhangt van de bronsterkte. Aangezien de depositie evenredig is met de emissie kunnen alle depositietoenamen, hoe klein ook, met dezelfde betrouwbaarheid worden berekend. Een andere belangrijke conclusie is dat afkappen van de berekening vanaf 25 km van de bron vanuit modeleigenschappen niet verdedigbaar is. Op alle afstanden is AERIUS geschikt om een causaal verband tussen emissie en depositie te construeren. Het model wordt zelfs nauwkeuriger op grotere afstand, onder andere omdat het grotere aandeel natte depositie op grotere afstand nauwkeuriger kan worden gemodelleerd dan droge depositie.

Modelberekeningen worden gemaakt om een antwoord te kunnen geven op de vraag of “significante gevolgen” van een project op Natura 2000 gebieden kunnen worden uitgesloten. Die berekeningen kennen onzekerheden, maar die onzekerheden zouden eerder aanleiding moeten zijn om juist terughoudender te zijn met het toestaan van activiteiten die zorgen voor de uitstoot van ammoniak of stikstofoxiden.

Niet voor niets geeft ook de Afdeling advisering van Raad van State een negatief advies over het hanteren van een rekenkundige ondergrens omdat dit onder de huidige omstandigheden in strijd is met wettelijke bepalingen. Daarin wijst de Afdeling erop dat wetenschappelijke consensus over een rekenkundige ondergrens ontbreekt. Daar had eigenlijk moeten staat dat de onderbouwing simpelweg niet deugt.

De eenvoudigste manier op de stikstofproblematiek op te lossen en daarmee ook de vergunningverlening een stuk eenvoudiger te maken is het nemen van maatregelen waarmee de uitstoot snel en fors minder wordt. Als die maatregelen worden genomen en effectief blijken kan bijvoorbeeld ook een drempelwaarde worden geïntroduceerd voor de vergunningverlening van bouwprojecten. De discussies over een rekenkundige ondergrens leiden af van die echte oplossingen, zijn een verspilling van tijd en geld, en een poging om zo’n ondergrens te introduceren zal de problemen alleen nog maar groter maken.

Cats, G. & Beunen R. (2025) Begrenzingen aan AERIUS. Kritische reactie op het artikel “Welke
begrenzingen zijn er aan het toepassen van het stikstofrekenmodel AERIUS?
Tijdschrift Lucht 21(2):p. 14-19.